&noscript=1 /> Knutselen met vilt
 
Uitleg

Uitleg

Vilten

Vilten

1

Neem voor het binnenste van de bal de ongeverfde wol. Verdeel de wol in zes plukken die zo groot zijn als een hand. Verdeel de gekleurde wol in kleine plukken. (LET OP: pluk de wol met droge handen!)

2

Maak een kern door de eerste vlok als een snoeppapiertje te draaien. Leg de uiteinden tegen elkaar en wikkel ze om het draaipunt. Dompel de bal vervolgens in de hete loog (mengsel van heet water met groene zeep).
Bekijk de volgende pluk wol goed en leg de vezels in een hoek van 90° op de eerste pluk. Wikkel de plukken natuurwol op deze manier tot een bal en dompel de bal na elke pluk in de hete loog.

3

Zodra de bal groot genoeg is, kunt u hem decoreren met de plukken gekleurde wol. Druk de plukken voorzichtig op de bal en ‘plak’ ze vast met steeds een beetje loog.

4

Als het oppervlak van de bal helemaal met gekleurde wol bedekt is, neemt u de bal tussen uw handen. Druk uw handen heel voorzichtig tegen de bal zodat de plukjes gekleurde wol niet kunnen verschuiven. Giet telkens weer loog over de bal.

5

Na een poosje merkt u dat de wol aan elkaar gaat hechten. Begin nu met aaibewegingen. Deze kunnen steeds krachtiger en steviger worden.
Zodra het oppervlak goed vervilt is, kunt u de bal steeds krachtiger rollen, kneden en drukken.

6

Tot slot spoelt u de bal uit met helder water. Rol hem nogmaals in vorm en laat hem een dag drogen (in de zon of op de verwarming).

Bastelanleitung zum Filzen

Bastelanleitung zum Filzen

Tipps und Tricks

Tipps und Tricks

Der Ball ist fertig, wenn

  • Die Fasern der farbigen Flocken so ineinandergreifen, dass die Faserrichtung nicht mehr sichtbar ist.
  • Sich die naturfarbene innere und die bunte äußere Wolle so gut verfilzt haben, dass einzelne Fasern der Untergrundwolle an die Oberfläche dringen.
  • Er hart oder zumindest fest ist.

Der Ball ist fertig, wenn

  • Die Fasern der farbigen Flocken so ineinandergreifen, dass die Faserrichtung nicht mehr sichtbar ist.
  • Sich die naturfarbene innere und die bunte äußere Wolle so gut verfilzt haben, dass einzelne Fasern der Untergrundwolle an die Oberfläche dringen.
  • Er hart oder zumindest fest ist.