Het appelsap wordt gemaakt van vers geoogst fruit. Het persen vindt normaliter plaats in november, zodra de oogst klaar is. Dit is de enige manier om een uitstekende sapkwaliteit te bereiken die zich duidelijk onderscheidt van sappen gemaakt van opgeslagen fruit. Een deel van de pulp blijft over na het persen. Dit zorgt voor de natuurlijke troebelheid en veroorzaakt onder meer een hoger aandeel antioxidanten dan in gefilterde sappen. Na het persen laat men het sap staan, de droesem bezinkt en het resterende sap wordt natuurlijk troebel gebotteld zonder toevoegingen. Zachte verhitting tot 78 °C en het hoge zuur- en suikergehalte garanderen de houdbaarheid. Bovendien wordt een deel van het sap gefermenteerd om mousserende cider te produceren. Het zachte en lange gistingsproces maakt de cider bijzonder romig en fruitig en het natuurlijk gevormde koolzuur maakt hem zeer goed verteerbaar.